Paragraaf 8 Lokale heffingen

Beleid lokale heffingen

Lokale heffingen betreffen zowel publiek- als de privaatrechtelijke heffingen. De publiekrechtelijke heffingen worden onderscheiden naar belastingen en rechten:

  • Belastingen: de opbrengsten van belastingen komen toe aan de algemene middelen en kunnen vrij worden besteed. Dit zijn onder meer de onroerendezaakbelasting (OZB). Het criterium kostendekkendheid is hier niet aan de orde;
  • Rechten: een recht is een vergoeding voor een concrete prestatie door de gemeente geleverd. De opbrengst van de rechten is niet vrij besteedbaar: de opbrengsten moeten aangewend worden voor de gerelateerde prestaties. Voorbeelden zijn de afvalstoffenheffing, rioolheffing en de leges burgerzaken. Hier geldt een wettelijke norm van maximaal 100% kostendekkendheid.

Omdat de OZB-tarieven voor 2019 op een later moment worden vastgesteld, is voor de begroting 2019 geen toelichting gegeven op de ontwikkeling van de gemiddelde jaarlijkse woonlasten. De woonlasten is een optelling van de OZB, rioolheffing en afvalstoffenheffing voor een gemiddeld (meerpersoons)huishouden.

Beleid publiekrechtelijke heffingen
Hieronder geven we een beknopte uiteenzetting van het gemeentelijke beleid met betrekking tot de publiekrechtelijke tarieven.

Kwijtscheldingsbeleid
Met het hanteren van een kwijtscheldingsregeling geeft de gemeente een deel van zijn burgers de mogelijkheid om voor een lager tarief in aanmerking te komen. De ruimte om een eigen gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid te voeren is beperkt. De criteria waaraan kwijtscheldingsverzoeken getoetst worden, zijn op rijksniveau vastgesteld. We mogen wel zelf bepalen voor welke belastingen en heffingen we kwijtschelding verlenen en welk deel van de belastingaanslag of heffing we kwijtschelden. We verlenen kwijtschelding voor:

  • Onroerendezaakbelasting;
  • Rioolheffing;
  • Afvalstoffenheffing.

Onroerende-zaakbelasting
De overgangsperiode van maximaal twee jaar voor het harmoniseren van de belastingverordeningen geldt niet voor de onroerende-zaakbelasting (OZB). Bij deze belasting laat de wetgever gemeenten geen keuze over het moment van harmonisatie. De gemeenteraad moet vóór 1 april 2019 een Verordening onroerende-zaakbelasting hebben vastgesteld. De daarin opgenomen OZB-tarieven krijgen dan wettelijk terugwerkende kracht tot 1 januari 2019.  

Afvalstoffenheffing
Ons uitgangspunt voor de afvalstoffenheffing is dat wij alle kosten die gepaard gaan met het verwijderen en verwerken van afval in rekening brengen aan de gebruiker. Er is sprake van inzameling van afval op grond van diftar (gedifferentieerde tarieven).

Het aantal aansluitingen is ten opzichte van 2018 gestegen. Het variabele tarief is met 2 eurocent te verhogen naar 20 eurocent per kilo en het vaste tarief van 97,30 euro is gehandhaafd. Het tarief verwijderen huishoudelijk grofvuil is gelijk gehouden op 25 euro. Door deze aanpassingen komen wij op een 100% kostendekkendheid. Zie onderstaande tabel voor de opbouw van de geraamde baten voor afvalstoffenheffing.

omschrijving
(bedragenx 1 euro)

som van hoeveelheid 2018

som van prijs 2018

som van raming 2018

som van hoeveelheid 2019

som van prijs 2019

som van raming 2019

Vast tarief

9.100

         97,30

     885.430

9.150

      97,30

     890.295

Variabel tarief

4.700.000

           0,18

    846.000

4.280.000

        0,20

    856.000

Kwijtschelding

170

         97,30

    -16.541

170

    -97,30

      -16.541

Vermindering*

75

         97,30

      -7.298

75

    -97,30

       -7.298

1.707.592

1.722.457

*) Bezwaren die uiteindelijke resulteren in een vermindering

Rioolheffing
Ook voor de riolen geldt het uitgangspunt van 100% kostendekkendheid. Dit heeft geleid tot het voorstel om de rioolheffing 2019 (aansluitrecht eigenaren) te verlagen van 262,37 euro naar 224,37 euro. De basis voor dit tarief zijn de meerjarige financiële effecten die zijn opgenomen in het Gemeentelijke Rioleringsplan 2015-2019.

De heffingsgrondslagen zijn gestegen. Ten opzichte van 2018 verwachten wij 145 extra heffingseenheden vastrecht en hetzelfde waterverbruik bij grootverbruikers. Het uitgangspunt bij het bepalen van het tarief is 100% kostendekkendheid. Dit betekent dat stijging dan wel vermindering van de kostentoerekening gecompenseerd dient te worden met een aanpassing in het tarief. De grondslag hiervan ligt in het gemeentelijk rioleringsplan.

Onderstaande tabel toont de ontwikkelingen in de tarieven rioolheffing:

Subactiviteit (raming in euro)

Omschrijving

Som van hoeveelheid 2018

Som van prijs 2018

Som van raming 2018

Som van hoeveelheid 2019

Som van prijs 2019

Som van raming 2019

Afvoerheffing grootverbruik

Waterverbruik in m3 > 100 M3

75.000

1

108.000

75.000

1

111.750

Rioolheffing     vastrecht

A. aansluitrecht eigenaren

9.375

262

2.459.719

9.520

224

2.136.002

Garageboxen/loodsen 1/5 h.e. 

665

52

34.893

665

52

34.893

2.602.611

2.282.645

Omgevingsvergunningen
Bouwleges worden geheven om de kosten van het proces van bouwvergunningverlening te dekken. De belangrijkste functie is dus het genereren van inkomsten om de voorziening mogelijk te maken. Het tarief wordt bepaald door de hoogte van de verwachte totale bouwkosten (aanneemsom exclusief BTW). Ook voor de bouwleges is ons beleid een kostendekkendheid van 100%. Een complicatie daarbij is dat door een wisselende omvang van de bouwprojecten de opbrengst van jaar tot jaar sterk kan fluctueren. Verder is vooraf moeilijk te schatten hoeveel de opbrengst in enig jaar zal bedragen.
In 2019 wordt op basis van de aangekondigde bouwplannen een totale bouwsom verwacht van 19 miljoen euro (in 2018 was dat 28 miljoen euro).  Wij passen een correctie toe op de verwachte bouwsom van 10%.

Totaal verwachte bouwsom      19,435 miljoen euro
Correctie 10%          -1,945 miljoen euro
Totaal geraamde bouwsom       17,492 miljoen euro

Om de omgevingsvergunning kostendekkend te houden, is voor 2019 een tariefsverhoging van 12% noodzakelijk. Hierdoor ontstaat een kostendekking van 100%.

Baten en kruissubsidiëring publiekrechtelijke leges
Voor elk van de verordeningen waarbij sprake is van kostenverhaal moet inzichtelijk gemaakt worden dat de totale geraamde baten van de verordening niet uitgaan boven de totale lasten van de verordening. Deze opbrengstnorm ziet op de verordening in haar totaliteit maar anders dan in bijvoorbeeld de Verordening rioolheffing of de Verordening afvalstoffenheffing worden in de Legesverordening heel veel verschillende diensten van een tarief voorzien. Voorbeelden zijn paspoorten, rijbewijzen, huwelijksvoltrekkingen, omgevingsvergunningen, evenementenvergunningen en drank- en horecavergunningen. De diensten waarvoor leges worden geheven zijn in de Legesverordening op samenhang geclusterd. Dit heeft geleid tot een onderverdeling in drie clusters van samenhangende diensten:

  • Titel 1 Algemene dienstverlening;
  • Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning/Wabo;
  • Titel 3 Dienstverlening vallend onder de Europese Dienstenrichtlijn.

Onder titel 1 vallen met name de legestarieven voor diensten van Burgerzaken (paspoorten, rijbewijzen en huwelijksvoltrekkingen).
Onder titel 2 vallen de legestarieven voor diensten die verleend worden onder de noemer ‘omgevingsvergunning’ (voorheen bouwvergunning).
 Onder titel 3 vallen de legestarieven voor diensten die uitsluitend verleend worden aan ondernemers zoals de drank- en horecavergunning, de evenementenvergunning en de vergunning voor seksbedrijven.

Binnen titel 1 is kruissubsidiëring toegestaan. Zo mag bijvoorbeeld het tarief voor huwelijksvoltrekkingen meer dan kostendekkend worden vastgesteld ter compensatie van een niet kostendekkend tarief voor paspoorten.
Ook binnen titel 2 is kruissubsidiëring toegestaan. Bij de invoering van de omgevingsvergunning in 2010 was het weliswaar de wens van de wetgever dat alleen binnen de omgevingsvergunning kruissubsidiëring zou worden toegepast en niet met dienstverlening daarbuiten. Maar inmiddels heeft de rechter geoordeeld dat kruissubsidiëring tussen titel 1 en titel 2 niet verboden is. Niet kostendekkende tarieven voor de diensten die vallen onder titel 1 mogen dus gecompenseerd worden door meer dan kostendekkende tarieven voor de omgevingsvergunning.
Op grond van de Europese Dienstenrichtlijn is binnen titel 3 kruissubsidiëring niet toegestaan. Voor elk van de tarieven van titel 3 geldt de norm van maximaal 100% kostendekking. Indien er een wettelijk maximumtarief geldt of indien een product (deels) kosteloos verstrekt moet worden, is dit in de paragraaf lokale heffingen aangegeven.