Financieel meerjarenbeeld

Hervormingen voorgaande jaren

In dit onderdeel van de financiële positie lichten wij de hervormingen (dekkingsbronnen) toe die in voorgaande jaren in de begroting zijn verwerkt (inclusief de bezuinigingen). Het betreft de nog openstaande dekkingsbronnen afkomstig uit de begrotingen 2016, 2017 en 2018. Ieder van deze hervormingen wordt vervolgens toegelicht.

Hervormingen voorgaande jaren (x 1.000 euro)

2019 (i)

2019 (s)

2020 (i)

2020 (s)     

1. Inzet ruilmiddelen

9.633

558

2. Verlaging intensiveringsbudgetten

1.000

3. Herijking risico grondexploitaties en Meerstad

4.670

4. Knelpunten ten laste van het weerstandsvermogen

2.821

1.348

5. Vrijval areaaluitbreiding (fysiek)

158

138

6. Vrijval areaaluitbreiding (sociaal)

445

7. Rentevoordeel kortlopende leningen

500 

500

8. Herfinanciering gemeentefinanciering

400

300

9. ISV

1.000

10. Overige bezuinigingsmaatregelen op de organisatie

8.182

Totaal

13.954

10.185

7.076

438

1. Inzet ruilmiddelen
We houden rekening met een ruil van incidentele met structurele middelen. We spelen incidentele middelen vrij door de kapitaallasten structureel te dekken in de begroting. De structurele kapitaallasten zijn meegenomen in het financiële beeld.

2. Verlaging intensiveringsbudgetten
De intensiveringsmiddelen zijn in de begroting 2015 beschikbaar gesteld. In totaal gaat het om bijna 14 miljoen euro structureel. Voor een groot deel van deze middelen wordt de inzet per jaar bepaald. Deze middelen zijn niet structureel vastgelegd en kunnen in principe elk jaar worden heroverwogen. Bij de begroting 2019-2022 hebben we geconcludeerd dat we de intensiveringsbudgetten te continueren (zie knelpunten, 2019-2022, nr. 48).

3. Herijking risico grondexploitatie en Meerstad
Door de overheveling van bovenwijkse voorzieningen uit de grondexploitatie Meerstad is het risico aanzienlijk lager geworden. Daardoor hoeven we voor dit risico minder weerstandsvermogen aan te houden. Bij de overheveling is hiervan ruim 20 miljoen ingezet voor dekking kapitaallasten van de bovenwijkse investeringen in de eerste jaren. Het blijft nodig voor Meerstad een aanzienlijke buffer in het weerstandsvermogen aan te houden. Dit komt door een hoge boekwaarde die de komende jaren verder zal oplopen. Deze kosten moeten worden terugverdiend met de afzet van grond. Dit is het grootste risico in de grondexploitatie. Na 2023 verwachten we dat het risico zal gaan dalen omdat de boekwaarde dan gaat afnemen en de rentekosten voor Meerstad lager worden als gevolg van de recente rente herzieningen. Voor de overige gemeentelijke grondexploitaties blijft de bestaande risicoboxenboxen-methode het uitgangspunt voor het bepalen van het risico. We hebben de gehanteerde parameters geactualiseerd. De belangrijkste hiervan is de rente. Sinds de vaststelling van de risicoboxenmethode is de rente aanzienlijk gedaald. De actualisatie van de parameters leidt tot een verlaging van het risico van de gemeentelijke grondexploitaties. In totaal schatten we het risico grondexploitaties en Meerstad lager in. We vinden het verantwoord om een deel van deze middelen in te zetten voor het afdekken van een nadelig saldo in 2020 (4,7 miljoen euro).

4. Knelpunten ten laste van het weerstandsvermogen
Bij de begroting 2017 hebben we aangegeven een aantal knelpunten die ontstaan door het niet realiseren van bezuinigingen te onttrekken aan het weerstandsvermogen. Voor de periode 2017 – 2020 gaat het om een totaal bedrag van 19,7 miljoen euro.

5. Vrijval areaaluitbreiding (fysiek)
In het meerjarenbeeld houden we rekening met een toename van de kosten voor onderhoud en beheer door areaaluitbreiding. Op basis van een inventarisatie blijkt het benodigde budget voor de komende jaren lager uit te vallen dan het beschikbare budget. We laten het structurele jaarlijkse overschot vrijvallen.

6. Vrijval areaaluitbreiding (sociaal)
In het meerjarenbeeld wordt vanaf 2006 jaarlijks een bedrag toegevoegd voor onderhoud van voorzieningen die worden aangelegd doordat de stad groeit. Van dit budget hebben we in de begroting 2016-2019 voorgesteld om vanaf 2019 117 duizend euro structureel te laten vrijvallen.
Bij de begroting 2017-2020 hebben we voorgesteld om vanaf 2019 een budget van 550 duizend euro te reserveren voor toekomstig beheer en onderhoud. Dit betekent dat het meerdere (328 duizend euro) structureel kan vrijvallen. Pers saldo is dit een vrijval van het budget areaaluitbreiding (sociaal) van 445 duizend euro vanaf 2019.

7. Rentevoordeel kortlopende leningen
In de meerjarenbegroting wordt tot en met 2019 jaarlijks uitgegaan van lagere lasten door kortlopende financiering aan te trekken voor de lange financieringsbehoefte. Het gaat om 500 duizend euro voor 2019 en 2020. Vanaf 2021 houden we structureel rekening met het hogere rentevoordeel op kortlopende leningen.

8. Herfinanciering gemeentefinanciering
In de periode 2017-2021 moet ongeveer 250 miljoen euro aan leningen geherfinancierd worden. Doordat we hierover al vroegtijdig met de banken afspraken hebben gemaakt kunnen we de rentekosten in de komende jaren verlagen (tot 1 miljoen euro structureel vanaf 2020). De besparing in 2019 bedraagt 400 duizend euro en in 2020  300 duizend euro.

9. Stedelijk investeringsfonds (oud Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV))
Door het investeringsprogramma op basis van de ontwikkelagenda voor gemeente Groningen en regio te herijken is het mogelijk om in 2017, 2018 en 2019 jaarlijks 1 miljoen euro incidenteel te laten vrijvallen. Deze vrijval wordt ingezet voor de financiering van het gebiedsgericht werken.

10. Bezuiniging eigen organisatie
Bij de begroting 2014 is voorgesteld een bezuiniging op de organisatie in te boeken van 2 miljoen euro in 2015, 7 miljoen euro in 2016 en 10 miljoen euro vanaf 2017. In de begroting 2016 wordt voor de helft van deze taakstelling een alternatieve invulling gegeven. De andere helft van de taakstelling van 5 miljoen euro is opgenomen bij alle overige bezuinigingstaakstellingen op de organisatie. Voor een deel van de taakstelling zijn vervangende maatregelen gevonden. Inclusief de kosten die benodigd zijn voor de uitvoering van de bezuinigingen komt de taakstelling vanaf 2019 uit op 8,182 miljoen euro.